Jobs maakte van de kleur van een behuizing een principverklaring die nog steeds leeft bij Apple.
Toen een van zijn ingenieurs Steve Jobs het “definitieve” kleurenpalet voor de Apple II liet zien, fronste hij waarschijnlijk zijn wenkbrauwen. Meer dan tweeduizend tinten beige, variërend van licht gebrand ivoor tot een koele, grijsachtige tint. En met die mix van veeleisendheid en obsessie die hem kenmerkte, wees hij ze af. “Ze zijn niet geschikt.”
Dat moment, een mix van de opwinding over het eerste massaproduct van Apple en de verdeeldheid over de meningen, laat zien hoe Steve Jobs was als het om esthetiek ging. Kleur was niet alles bij de Apple II, maar wel net zo belangrijk als elk ander onderdeel van het moederbord. Althans, dat moet Jobs gedacht hebben.
Jobs’ obsessie voor design

Dit verhaal over de kleur van de Apple II, opgetekend door zijn biograaf Walter Isaacson en opgenomen in Wdiy, laat zien hoe nauwgezet Steve Jobs was. Ondanks de inspanningen van het ontwerpteam om hem tientallen kleuren voor te leggen, vond hij dat niet genoeg en besloot hij zelf een nieuwe beige te “uitvinden”, die uiteindelijk zou worden gebruikt voor de tweede computer van het bedrijf.
Van alle kleuren die hij bekeek, kon geen enkele hem overtuigen. Veel kleuren vond hij te geel, te grijs of te vlak. Ze waren allemaal ‘te’ iets en konden de veeleisende medeoprichter niet bekoren. Hij wilde een beige ‘met karakter’ dat er niet uitzag alsof het uit een mal kwam.
Die toewijding aan de ‘verborgen kant’ van het ontwerp was niet anekdotisch. Jobs citeerde vaak een les van zijn vader die ongeveer zei: ‘wanneer je hekken of meubels bouwt, moet zelfs de achterkant, waar niemand naar kijkt, goed afgewerkt zijn’. Bij de Apple I, die volledig door Steve Wozniak was ontworpen, stond Jobs er ook op dat de chips op het bord niet in willekeurige volgorde werden geplaatst.
Voor Jobs was dat niet alleen een kwestie van esthetiek. Het was een uiting van zijn diepste principes. Het ontwerp was niet alleen een mooie vorm of kleur. Het was niet alleen de buitenkant of interface. Het was een geheel van elementen waarin elk onderdeel een functie moest hebben. Ook al waren ze onzichtbaar of leken ze voor de meeste mensen onbelangrijk.
Verder dan de Apple II

We hebben al gezegd dat dat voorval met de kleur van de Apple II geen op zichzelf staand geval was. Jobs’ obsessie voor details was aanwezig in elk aspect van het ontwerp. Toen de eerste Macintosh in ontwikkeling was, eiste Jobs dat de interne circuits esthetisch werden uitgelijnd, dat er geen gekruiste kabels of rommelige onderdelen waren, ook al zou de eindgebruiker die nooit te zien krijgen.
Ook bij die legendarische eerste Macintosh eiste hij dat de zichtbare schroeven dezelfde kleur hadden en precies hetzelfde waren. Dezelfde lengte en afwerking. En als het hem visueel niet beviel, wees hij het ook af. Hij geloofde dat een simpele schroef van invloed kon zijn op het geheel.
En hoewel die eisen voor spanningen konden zorgen onder de werknemers van Apple, zorgden ze ook voor een bijna fanatieke loyaliteit. Degenen die met Jobs werkten, begrepen dat het niet om een gril ging, maar om merkprincipes. Die spanning tussen het artistieke en het technische, tussen het ideale en het haalbare, was een constante factor gedurende zijn hele professionele leven.
Misschien was dat de reden waarom Steve Jobs zo onder de indruk was van het talent van Jony Ive, die vanaf zijn terugkeer eind jaren 90 tot zijn vertrek zes jaar geleden hoofdontwerper van het bedrijf was. Apple is belang blijven hechten aan het ontwerp en zelfs aan de geur van zijn verpakkingen, en is daar een fervent voorstander van geworden. Hoewel het soms moest worden opgeofferd ten gunste van de bruikbaarheid.